Doorgaan naar hoofdcontent

De longen

De longen bestaan uit een grote hoeveelheid met lucht gevulde zakjes, de longblaasjes of alveolen. Zij voorzien gans het lichaam van zuurstof en verwijderen het koolzuurgas uit het bloed.

De longen zijn de voornaamste organen van het ademhalingsstelsel. De wand van de longblaasjes is doortrokken van de allerkleinste bloedvaten, de capillairen. Hier vindt de gasuitwisseling plaats (opname van zuurstof in het bloed en verwijdering van koolzuurgas) die nodig is voor de zuurstofbevoorrading van de lichaamsweefsels en voor het verwijderen van afvalstoffen uit de cellen.

De 2 longen bevinden zich in de borstkas en worden van elkaar gescheiden door een midden in de borstholte gelegen ruimte, het mediastinum. Het zijn net met lucht gevulde sponsen. De onderkant van de longen ligt op het middenrif. Elke long wordt omgeven door een fijn membraan, het pleura of borstvlies. De longen zelf zijn niet in staat om ademhalingsbewegingen te maken. Het zijn de spieren van de borstkas en vooral het middenrif, die het inademen en uitademen mogelijk maken. Elke long bestaat uit verscheidene tegen elkaar geplaatste kwabben: 3 voor de rechterlong, 2 voor de linkerlong. Deze kwabben worden van elkaar gescheiden door spleten, 2 rechts en 1 links. Binnen in de longen bevinden zich cylindrische kanaaltjes die uit de luchtpijp ontspringen, de bronchi. Ze bestaan gedeeltelijk uit kraakbeen waardoor ze open kunnen blijven. De 2 hoofdbronchi (1 per long) splitsen zich op in kleinere bronchi (kwabbronchi), daarna in vertakkingen die steeds kleiner worden en ten slotte in bronchiolen. Op de uiteinden van de bronchiolen bevinden zich talrijke microscopische zakjes, de alveolen, die de essentie vormen van het longweefsel. De alveolen zijn per 5 of 6 gegroepeerd, elke groep (die een acinus pulmonis vormt) wordt bediend door een microbronchiolus. De binnenkant van de alveolen is volledig bekleed met een zeer fijne laag die bestaat uit een stof die men het surfactant noemt. Het surfactant wordt afgescheiden door bepaalde alveolaircellen, de pneumocyten 2. Het speelt een erg belangrijke eol: het belet de alveolen om in elkaar te klappen zodra de lucht eruit ontsnapt; bovendien bevordert het de gasuitwisseling en zou het ook een rol spelen bij het voorkomen van longinfecties.

Ademhaling:
Men onderscheidt 2 soorten ademhaling:

  1. Uitwendige ademhaling: is de uitwisseling van zuurstof en koolzuurgas in de longen.
  2. Inwendige ademhaling: vindt plaats in de lichaamsweefsels: tijdens complexe chemische reacties, waarbij glucose een rol speelt, verbruiken cellen zuurstof als energiebron. Deze reacties produceren koolzuurgas dat door het bloed tot in de longen zal worden gevoerd om te worden verwijderd.
Ingeademde lucht komt binnen via de neusholte, de keelholte en het strottenhoofd, dringt tot in de luchtpijp door de stemspleet (een opening die tussen de stembanden ligt) en bereikt uiteindelijk de bronchi, de bronchiolen en de alveolen. Via de zeer fijne wand van de alveolen vindt de overdracht van zuurstof naar het bloed (hematose) plaats. Het donkerrode aderlijk bloed wordt omgevormd in helderrood slagaderlijk bloed. De alveolen staan koolzuurgas af dat de omgekeerde weg volgt en via de uitademing wordt verwijderd. Het membraam waardoor de gasuitwisseling plaatsvindt (of de bloedbarrière/luchtbarrière), is zeer uitgestrekt: bij een volwassene bedraagt dit ongeveer 80 m². Daarom is één enkele long voldoende voor de gasuitwisseling: een persoon bij wie een long werd verwijderd, kan toch normaal ademen.

Het mediastinum:
Het mediastinum bevindt zich in het midden van de borstkas. Het ligt tussen de 2 longen, de ruggengraat (ter hoogte van de rugwervels), achteraan en het borstbeen, vooraan. Het mediastinum bevat het hart en de grote bloedvaten (aorta, longader, holle ader), de luchtpijp en de grootste bronchi, het grootste deel van de slokdarm, de zenuwen, de bloedvaten en de lymfklieren. Er kunnen ontstekingen en tumoren optreden

Het middenrif:
Dit is de belangrijkste spier van de ademhaling. De longbasis rust op het middenrif dat de onderkant van de borstkas afsluit waardoor die gescheiden wordt van de ingewanden in de buik. Het middenrif heeft de vorm van een dubbele koepel en bestaat uit spierbundels die vastzitten op de binnenkant van het laatste paar ribben. Wanneer het middenrif samentrekt, beweegt het naar beneden en wordt het platter waardoor het volume in de borstkas vergroot en de longen met lucht gevuld worden: dit is de inademing. Wanneer het middenrif zicht daarentegen ontspant, wordt het omhoog geduwd in de borstkas waardoor de lucht uit de longen ontsnapt, dat is de uitademing
Longziekten:
Het basis onderzoek bestaat uit een klinisch onderzoek; dit houdt een onderzoek van de borstkas in, bekloppen (de deskundige klopt met een vinger op verschillende plaatsen op de borstkas om de resonantie te onderzoeken) en auscultatie door middel van een stethoscoop. Een veel gevraagd bijkomend onderzoek in de pneumologie is een röntgenonderzoek van de borstkas dat vaak wordt aangevuld door een CT-scan van de borstkas.

De voornaamste longziekten (pneumopathies):
  • Longontsteking.
  • Longtuberculose.
  • Longembolie.
  • Pneumoconiosus (stoflong).
  • Fibroom.
  • Alveolitis.
  • Cysten (goedaardige).
  • Bronchopulmonaire kankers (kwaadaardig).
Zie ook:
    Powered By ConvertKit